Portugal: Pasteis de nata
Pastéis de Belém, een geliefde Portugese lekkernij, vinden hun oorsprong in de vroege 19e eeuw in de Mosteiro dos Jerónimos in Belém, Lissabon. Monniken gebruikten eigeel voor het maken van deze romige taartjes, terwijl eiwit vaak werd gebruikt om kleding te stijven. Na de sluiting van het klooster in 1834 verkocht een voormalige monnik het recept aan een nabijgelegen bakkerij, die het vandaag de dag nog steeds volgens traditie maakt.
Ingrediënten voor een 20-tal pastéis
2 plakken bladerdeeg
van 30 x 40cm
Het beste resultaat krijg je als je zelf je bladerdeeg maakt, maar dat is een
héél intensief werk. Dat heb ik ook niet
zelf gedaan.
Ik heb mijn bladerdeeg gekocht bij Bruyerre. Je kan ze per 2 kopen uit de
diepvries. Als je toch zelf je
bladerdeeg wil maken, kan je bij hen ook 'plakken boter' kopen, dat je dan
tussen je deeg vouwt.
Voor de vulling
- 450g fijne suiker
- 1 liter volle melk
- 170g eidooiers (dit zijn ongeveer 11 eieren, naargelang de grootte - breek ei per ei, met de eiwitten kan je merengue maken)
- 100g patisseriebloem
- 1 biologische citroen (onbespoten), héél dun geschild (zonder het wit). Gebruik enkel de schil.
- 1 kaneelstokje
Extra nodig:
vormpjes voor pastéis de nata. Met een
muffinvorm bereik je niet hetzelfde resultaat.
Ik heb de mijne gebakken in een vorm voor lage taartjes.
Heb het in twee versies geprobeerd: met gaatjesbodem (gekocht bij Bruyère,
omdat ze geen speciale pastéis vormpjes hadden op dit ogenblik) en eentje
zonder gaatjesbodem.
Bereiding
Het bladerdeeg
Laat het bladerdeeg ontdooien in de koelkast. Opgelet: dit is héél breekbaar, dus wees héél voorzichtig.
Verwarm de oven voor
op 240° (of als je oven tot 250° graden gaat, neem dat dan).
Neem het bladerdeeg uit de koelkast, laat 5 minuten rusten en leg het met de
lange kant naar jou toe. Laat de twee plakken deeg op elkaar liggen.
Rol het dan voorzichtig héél strak op, net alsof je je slaapzak zou terug
oprollen om te proberen in het hoesje te krijgen. Hoe minder lucht er tussen zit, hoe beter het
resultaat. Je kan het best links
beginnen en zo stukje per stukje oprollen naar rechts.
Ga voort tot je een mooie strakke rol deeg hebt. Als je zijkanten niet zo mooi zijn, kan je ze
recht afsnijden. Wikkel de rol deeg nog
even terug in folie en leg terug in de koelkast.
De vulling
Zeef de bloem in een beslagkom en voeg de suiker toe. Meng goed met een houten lepel of nog beter, je handen, tot alles goed gemengd is. Kijk goed dat je geen klonters hebt.
Giet de melk in een
kookpan en voeg het kaneelstokje en de citroenschil toe. Breng op een laag vuur
de melk zachtjes aan de kook. Eens de melk kookt, voeg je het bloem/suiker mengsel beetje bij beetje
toe, terwijl je constant goed roert met een garde. Blijf goed roeren tot het
mengsel volledig verwerkt is en tot je vulling de gewenste dikte heeft. Je kan dit checken door met een lepel erdoor
te gaan om te zien of je even een streep in de vulling hebt, voor die weer
terug zakt.
Dan mag je het vuur afzetten en de vulling rustig laten afkoelen.
Ondertussen splits je de eieren en weeg je het eigeel af in een apart potje tot
je 170g eigeel hebt. Klop het los en zet weg tot je vulling voldoende afgekoeld
is.
Als je het eigeel erbij doet als het te warm is, gaat dit stollen en krijg je geen
mooi resultaat. De vulling moet ongeveer
handwarm zijn. Je kan eventueel de
temperatuur meten tot 37°. Daarna mag je het losgeklopt eigeel erdoor roeren,
de vulling krijgt dan ook een mooie gele kleur! Giet het in een maatbeker met schenktuit.
De taartjes maken
Haal je deeg terug
uit de koelkast , verwijder de folie en snij met een héél scherp mes plakjes
van de rol deeg. Leg elk 'plakje deeg' plat in een vormpje.
Begin met 1 plakje af te snijden, om te checken of dit voldoende is om je
bakvorm te vullen. Als je bladerdeeg rol
dik is, zal je het plakje deeg dat je afsnijdt dunner moeten zijn dan wanneer
je deegrol dunner is.
Je hoeft je bakvorm niet in te vetten. Probeer nu met je duim in één beweging
het deeg naar de rond te duwen, terwijl je het vormpje ronddraait. Dit gaat
uiteraard veel gemakkelijker in aparte vormpjes, dan in een muffinvorm
'tray'. Maar soms moet een mens zich
behelpen met wat hij heeft… Probeer zo
weinig mogelijk het deeg aan te drukken zodat je zoveel mogelijk van je laagjes
bewaart. Het deeg moet tot net iets
boven de rand uitkomen.
Haal je citroenschillen en kaneel uit je vulling en giet de vulling in je
vormpjes tot net onder de rand van je deeg zodat ze niet overlopen bij het
bakken.
Bak ze gedurende 13 à 16 minuten af op 250°, afhankelijk van je oven. Maar blijf er bij en hou ze zeker in het
oog. Sommige ovens zijn warmer aan één
kant dan aan de andere, dan draai je best je bakplaat even. Je pastéis zijn klaar als je deeg knapperig
is en je vulling gaar is met donkere plekken.
Haal ze uit de oven en laat ze afkoelen tot ze lauw zijn. Bestrooi ze dan met poedersuiker en kaneel.
Bom apetite!